In de vroege Middeleeuwen was Dorestad, bij Wijk bij Duurstede, de grootste stad van ons land. Archeologisch onderzoek heeft in Dorestad een rijk versierde fibula teruggevonden. Wat is een fibula? En waar in Nederland zijn de zeldzame sporen van de vroege Middeleeuwen te zien?
Een fibula was een mantelspeld die op de schouder gedragen werd om een omslagdoek of mantel vast te klemmen. Fibula’s werden al gebruikt in de Romeinse tijd, en bleven ook in de Middeleeuwen in gebruik totdat ze werden vervangen door knopen. Fibula’s werden vaak gemaakt van simpel metaal, maar konden ook uitbundig worden versierd en als juweel worden gedragen.

Fibula van Dorestad
De fibula van Dorestad werd in 1969 gevonden in een put bij opgravingen in Wijk bij Duurstede. Waarschijnlijk is hij in de put verstopt tijdens aanvallen op of oorlogen om Dorestad. De fibula is gemaakt van goud dat is ingelegd met stukjes gekleurd glas. Ook bevat de fibula edelstenen van almandijn en parels.
Almandijn is een mineraal dat in de vroege Middeleeuwen vaak werd gebruikt ter versiering van luxe objecten. Onderzoek naar de Friese fibula van Wijnaldum heeft aangetoond dat de stenen waarschijnlijk afkomstig zijn uit India. Al in de 7e en 8e eeuw waren er dus handelsnetwerken, waarmee dure stenen uit het verre oosten werden gehaald.
De fibula van Wijnaldum is een bijzonder exemplaar bestaande uit een hoofdplaat en een voetplaat. De eerste stukjes van de fibula werden teruggevonden in 1953 en dankzij ruim 30 extra vondsten in de tientallen jaren erna, kon de fibula bijna geheel gereconstrueerd worden. Waarschijnlijk was de fibula gemaakt voor een rijke vrouw, zoals een Friese koningin. Sommige archeologen denken dat deze rijkversierde fibula gedragen is door een priesteres in de Odin cult.

Kunstenaars vs Ambachtslieden
Tegenwoordig zien we kunstenaars vaak als onafhankelijke creatievelingen, die zelf bepalen wat ze maken. Ze moeten hiervoor natuurlijk kennis van materialen en technieken hebben, maar zijn geen vakwerklieden die in opdracht gebruiksobjecten maken. In de Middeleeuwen bestond dit onderscheid niet. Getalenteerde vakwerklieden werden gevraagd om ook sierobjecten te maken en gingen vaak in dienst van koningen en machthebbers.
Ook later in de Middeleeuwen zijn vakwerklieden en kunstenaars dezelfde personen. Van Jan Maelwael is bekend dat hij al een ambachtsman wapens versierde, maar ook christelijke schilderijen maakte. Veel boekverluchtingen werden gewoon gemaakt door monniken die ook teksten schreven. Pas op het eind van de Middeleeuwen veranderde dit en ontstonden gespecialiseerde boekverluchters, die alleen nog de tekeningen maakten.

Lees ook de andere vensters uit de Canon van de Nederlandse Kunst!