Het dorpje Barbizon in de bossen bij Fontainebleau trok kunstschilders uit heel Europa. In de openlucht schilderden ze de bossen en het boerenland. Waarom werden de schilderijen van Millet, Rousseau en Daubigny in korte tijd zo populair?
In de tijd van Rembrandt en Vermeer maakten schilders hun eigen verf. In het atelier mengden ze olie, pigment en terpentijn. Omdat de verf snel uitdroogde, gebruikten ze de verf meestal direct. Het was hierdoor vrijwel onmogelijk buiten het atelier te werken. Alleen in varkensblazen kon de verf korte tijd bewaard worden.

Tubes
In 1841 werd de tinnen verftube uitgevonden. Hierdoor kon de verf veel beter bewaard en dus meegnomen worden. Toen halverwege de 19e eeuw verftubes te koop kwamen, veranderde alles. Hoewel de hoge prijs van tubes sommige kunstschilders afschrok, begonnen andere kunstenaars te experimenteren met de nieuwe verf.
Verschillende Franse kunstenaar trokken de natuur in om kleine olieverfschetsen te maken. In de winter schilderde ze in Parijs, in de zomer in de natuur. Toch lijkt het schilderen in de openlucht al voor de introductie van de verftubes begonnen te zijn.



de School van Barbizon
Al rond 1820 schilderde Jean Baptiste Camille Corot de rotspartijen in de bossen bij Fontainebleau. Corot maakte in de zomer kleine olieverfschetsen op doek rondom het dorpje Barbizon. In de winter trok hij zich dan terug in zijn atelier en werkte de schetsen uit tot schilderijen op groot formaat.
Jean Baptiste Camille Corot was de eerste die de Barbizon ontdekte. Op de jaarlijkse salon van 1824 toonde Corot de werken die hij maakte in Barbizon. De doeken met de woeste landschappen vol rotsen en riviertjes maakten indruk.



Théodore Rousseau
Hoewel Corot dus al rond 1820 in Barbizon kwam, duurde het nog dertig jaar voordat andere kunstenaars de bossen rondom Fontainebleau ook ontdekten. Pas na de aanleg van de spoorlijn in 1849, groeide Barbizon uit tot een kunstenaarsdorp van landschapsschilders. Dankzij de trein was het dorp vanuit Parijs binnen een halve dag bereikbaar.
Théodore Rousseau vestigde zich vanaf 1848 in Barbizon. Zijn schilderijen hebben vaak iets melancholisch. Alsof hij het landschap gebruikt om een gevoel over te brengen. Hij werkt zo in de traditie van de romantiek van bijvoorbeeld Caspar David Friedrich. In tegenstelling tot Corot maakte Rousseau niet alleen schetsen in de openlucht, maar schilderde hij hele doeken buiten.

Jean-François Millet
De schilderijen van de Barbizon zorgden voor hernieuwde aandacht voor de landschapskunst tijdens de salon. Het werk van Rousseau was vanaf 1836 jaren op rij afgewezen, maar in 1849 werden drie schilderijen geaccepteerd. Zijn succes zorgde ervoor dat zijn afgewezen werken alsnog werden getoond tijdens de wereldtentoonstelling van 1853.
In navolging van Rousseau vestigde ook Jean-François Millet zich in Barbizon. In tegenstelling tot de landschapskunst van Rousseau en Daubigny richtte Millet zich op het boerenleven. Hij toonde de armoede en het harde werk op zijn doeken. De werken hadden veel succes en waren een inspiratie voor Vincent van Gogh.



Na eeuwenlange dominantie van de historieschilderkunst zorgde de school van Barbizon voor herwaardering van het landschap. Ze waren hiermee belangrijke voorlopers van het impressionisme.
Meer 19e eeuwse schilderkunst:
The post Treinen, Tubes en Trends: de Schoonheid van Barbizon appeared first on KunstVensters.