Otto Dix vocht in de loopgraven tijdens de Eerste Wereldoorlog. Na de oorlog maakte hij schilderijen over hypocrisie van de rijke elite. In karikaturale schilderijen van sekswerkers, entertainers en soldaten toont hij de hardheid van het menselijk bestaan.
Begin 20e eeuw was een tijd van vooruitgang: auto, film en telefoon deden hun intrede. Maar de Eerste Wereldoorlog liet zien dat verkeerd gebruik van alle nieuwe technologie ook kon leiden tot een catastrophe. Negen miljoen soldaten kwamen om in de massagraven, dubbel zoveel soldaten kwamen terug met verminkingen van automatische geweren en gifgasaanvallen.

Otto Dix
Ook Otto Dix ontkwam niet aan de gruwelijkheden van de Eerste Wereldoorlog. Na zich vrijwillig te hebben aangemeld bij het leger, vocht hij mee in de loopgraven tijdens de beroemde slag om de Somme. Hij vocht man-tot-man gevechten in de modder, leidde aanvallen en raakte meerdere keren gewond. De beelden van de Eerste Wereldoorlog zaten nog tientallen jaren in zijn hoofd.
Na de oorlog werden soldaten geëerd als oorlogshelden. Zeker toen de nazi’s meer macht begonnen te krijgen, werd het vechten voor het vaderland geïdealiseerd. Dix vond dat mensen de waarheid over de gruwelijke oorlog moesten zien. Hij schilderde daarom een drieluik waarin het lijden van de soldaat centraal staat. Het paneel zit vol christelijke symbolen: een onthoofd hoofd met prikkeldraad als een soort doornenkroon (linksonder op de voorgrond, middenpaneel) of een skelet aan een metalen balk als een kruisiging. Hij gebruikt zo de iconografie over het lijden van Jezus om een altaarstuk voor de soldaat te maken.

Roaring Twenties
Berlijn zit in de jaren 20 vol tegenstellingen. Terwijl soldaten de wonden van de oorlog nog aan het verwerken zijn, vermaakt de rijke elite zich met extravagante feesten vol jazzmuziek. Voor Otto Dix voelt het maar nep. In zijn triptiek Metropolis schildert hij de twee gezichten van Berlijn. In het middenpaneel beeldde hij een nachtclub af met societyfiguren zoals architect Wilhelm Kreis (zittende man in smoking) en politicus Dr. Alfred Schulze (saxofonist). Mensen kijken elkaar nauwelijks aan. Dix benadrukt hiermee de eenzaamheid van de mensen in de stad en de leegheid van de consumptiemaatschappij.
Maar het echte verhaal zit in de zijpanelen. Links schilderde Dix een oorlogsveteraan tussen de sekswerkers. Op de grond ligt een dronken man. Ook op het rechterpaneel spelen sekswerkers de hoofdrol. Hun extravagante hoofddeksels zitten vol verwijzingen naar geslachtsdelen. Dix boodschap is duidelijk: binnen in de nachtclub is het feest, maar buiten is het leven hard.

Portretten
Sekswerkers komen vaker terug in de schilderijen van Dix. Net als de soldaten belichamen ze de hardheid van het bestaan. In de Salon zitten vier sekswerkers aan een tafel. De vrouw links op het schilderij lacht uitdagend en duwt haar borsten omhoog om verleidelijker te lijken. De vrouw rechts op het schilderij wordt genadeloos afgebeeld door Dix. Haar doorschijnende negligé doet weinig om haar hangende borsten te verbergen.
Otto Dix gebruikt in zijn schilderijen een overdreven realistische, bijna karikaturale stijl. De mensen in zijn schilderijen worden nooit erg flatteus afgebeeld. Toch groeide Dix uit tot één van de meest gewilde portretschilders van zijn tijd. Zijn weergave van de “menselijke conditie” raakt aan kern van de geportretteerde. Zelfs glamourfiguren zoals danseressen of succesvolle zakenmannen worden weer kwetsbaar in de werken van Dix.



Sylvia von Harden
Toch behouden de werken van Dix altijd iets theatraals. In 1927 schilderde Dix het portret va de journaliste Sylvia von Harden. Hij spaart haar niet: verveelde blik, lange neus, lange vingers en afgegleden kous. Maar voor de roze muur met fashionable jurk en gekamd haar, is ze tegelijk een stijlsymbool. Sylvia von Harden vertelde later over haar ontmoeting met Dix. Ze waren elkaar op straat tegengekomen en Dix was helemaal in extase.
Hij zei: “Ik moet je schilderen! Het moet gewoon! … Je bent het beeld van een heel tijdperk!”. Von Harden antwoordde hierop: “Dus je wilt mijn doffe ogen, mijn sierlijke oren, mijn lange neus, mijn dunne lippen schilderen; Wil je mijn lange handen, mijn korte benen, mijn grote voeten schilderen – dingen die mensen alleen maar kunnen afschrikken en niemand kunnen bekoren?” Maar Dix hield voet bij stuk. Hij zag in Sylvia von Harden een portret van de jaren 20. Het was een tijd vol uiterlijk vertoon, maar met een dramatische psychologische toestand.


The post Otto Dix verwerkte oorlogstrauma door te schilderen appeared first on KunstVensters.